In de mythologie was het altijd het beste om te trachten de verleiding van vrouwen die je naast water tegenkwam te weerstaan, omdat ze steevast de koude, verzwelgende aard van het element overnamen. Er waren echter twee soorten zeenimfen, de sirene en de ondine, de eerste een moordende en koudhartige, en de laatste een speelse en verleidelijke geest van de oceaan. (Simon Toll, Herbert Draper; A Life Study, Antique Collector’s Club, 2003, p. 59).
Maar hoe kun je weten welke van de twee soorten het betreft, als je mooie en schaars geklede meisjes aan de oever van de zee aantreft?
Een beroemde oud-strijder in de Trojaanse oorlog heeft na afloop daarvan al vele jaren geprobeerd om zijn geliefde thuisland weer te bereiken. Door toedoen van de zeegod Poseidon lijdt hij echter schipbreuk en spoelt aan op Kreta. Daar treft hij Ariadne en haar dienstmaagden aan terwijl zij baden in de rivier de Timpaki.
De schipbreukeling, die al het nodige te stellen heeft gehad met verleidelijke vrouwen, vraagt zich af of hij hier met sirenen of met ondines te maken heeft. Hij schuift echter zijn bedenkingen bij de nimfen terzijde. Hij neemt contact met hen op, waarna hij gastvrij wordt ontvangen in het paleis van Koning Minos. Die zorgt ervoor dat de vreemdeling eindelijk na vele omzwervingen weer naar zijn eigen koninkrijk wordt teruggebracht.
De scenes met de schipbreukeling en diens belevenissen aan het hof van de Koning zijn grotendeels ontleend aan de Odyssee van Homerus (met name Hoofdstuk 6).